Voor de oudere generaties zal het voelen als een déjà vu: een Amerikaanse oorlogsvloot ligt dreigend voor de kust van Venezuela, en ook op land bereidt de VS acties voor. "Dat zal snel beginnen", beloofde president Trump vannacht, zonder in detail te treden.
De VS heeft een lange geschiedenis van interventies in Latijns-Amerika: van inmenging bij verkiezingen tot staatsgrepen en militaire bezettingen. Interventionisme is al meer dan een eeuw lang een hoeksteen van Amerikaans beleid in 'de eigen achtertuin', zoals Midden- en Zuid-Amerika door achtereenvolgende Amerikaanse regeringen worden gezien.
Al in 1823 kondigt president Monroe de naar hem genoemde doctrine af: Europa moet zich niet bemoeien met het westelijk halfrond. In 1900 waarschuwt president Theodore Roosevelt het Verenigd Koninkrijk en Duitsland hun oorlogsschepen niet meer te sturen: alleen de VS mag daar als "internationale politiemacht" ingrijpen. In zijn State of the Union van 1904 werkt hij dat verder uit: de VS kan zich mengen in Latijns-Amerikaanse landen om "flagrante misstanden" tegen te gaan, zegt hij.
Bananenoorlogen
Al snel wordt dat bijna standaardpraktijk als de zakenbelangen van Amerikaanse bedrijven in het geding komen. Dat gebeurt vooral ten gunste van de United Fruit Company en Standard Fruit Company - tegenwoordig heten ze Chiquita en Dole - die in die tijd de teelt monopoliseren van gewassen als bananen en suikerriet.
Op de plantages zijn de lonen laag en de arbeidsomstandigheden slecht, maar wie zich ertegen keert haalt zich de woede van de VS op de hals. Landen die meewerken met de Amerikaanse fruitbedrijven raken bekend als 'bananenrepublieken'.
Na de bouw van het Panamakanaal, vanaf 1914, wordt de hele regio ten zuiden van de VS strategisch belangrijker. Washington blijft tot in de jaren 30 vaak troepen sturen naar Cuba, Nicaragua, Haïti en een handjevol andere landen om bedrijfsbezit en winsten veilig te stellen.
Daarna onderneemt Washington jarenlang bijna geen militaire avonturen meer in Zuid-Amerika. Maar in de Koude Oorlog leidt de angst voor het communisme tot nieuwe interventies, eerst in Guatemala in 1954. Na een door de VS georganiseerde coup volgt een brute dictatuur en 36 jaar burgeroorlog.
In Cuba daarentegen lukt het de VS niet om zijn wil op te leggen. In 1961 struikelt een poging om het revolutionaire regime van Fidel Castro omver te werpen met de invasie in de Varkensbaai. De operatie wordt opgezet door de CIA en uitgevoerd door Cubaanse ballingen uit Miami, de zogenoemde brigadistas.
Door een aaneenschakeling van fouten wordt het een vernederende mislukking. Castro voelt zich gesterkt door de overwinning, daagt de VS daarna openlijk uit en sluit vriendschap met de Sovjet-Unie, wat in 1962 leidt tot de Cubacrisis, die de wereld aan de rand van een kernoorlog brengt.
In 1973 wordt de democratisch gekozen Chileense president Salvador Allende afgezet met een rechtse staatsgreep, waarbij Allende, een marxist, zelfmoord pleegt, zoals later wordt bevestigd door onderzoek. Al snel blijkt dat de CIA een belangrijke rol speelde in deze door Augusto Pinochet geleide coup. Later komt aan het licht dat de Amerikaanse buitenlandadviseur Kissinger diep betrokken was, zowel bij de staatsgreep als bij Operatie Condor, een netwerk van Latijns-Amerikaanse inlichtingendiensten gericht op het opsporen van linkse dissidenten.
In de jaren 80 raakt het Iran-Contra-schandaal het Witte Huis. Topadviseurs van president Reagan blijken illegale wapenleveranties aan Iran te hebben geregeld om geld in te zamelen voor de Contra's. Dat door Amerika georganiseerde rechtse rebellenleger moest de socialistische Sandinista-regering in Nicaragua omverwerpen, maar dat mislukt. Als ook blijkt dat het door de VS gesteunde regime in het naburige El Salvador op grote schaal gruweldaden begaat tegen linkse rebellen, kantelt de stemming compleet. Washington lijkt geen zin meer te hebben in geheime operaties in die regio.
Het duurt tot 1989 voordat Amerika zich weer aan regime change waagt, dit keer heel openlijk in Panama. En dat lukt. Amerikaanse troepen arresteren president Noriega en nemen hem mee naar Miami, waar hij voor drugshandel wordt veroordeeld.
De huidige militaire dreiging voor de kust van Venezuela past dus in een lange geschiedenis van Amerikaanse interventies in de regio. Het is onduidelijk hoe ver Washington nu bereid is om te gaan in het confronteren van de Venezolaanse leider Nicolas Maduro. Maar voor veel mensen in die regio zullen de echo's uit het verleden weinig geruststellend zijn.
Lijst van directe Amerikaanse interventies
Onderstaande lijst is verre van compleet, maar bevat slechts de duidelijkste en meest openlijke interventies. Met sommige landen bemoeiden de Amerikanen zich bijna voortdurend, zoals met Honduras waarvan de economie volledig werd gedomineerd door de United Fruit Company.
1903-1914 - Panama - Amerikaanse troepen bezetten en beveiligen kanaalzone
1906-1909 - Cuba - VS zet president Palma af, bezet het land
1912-1933 - Nicaragua - bezetting
1914 - Mexico - bezetting van Veracruz tijdens revolutie
1915-1934 - Haïti - bezetting
1916-24 - Dominicaanse Republiek - bezetting
1917-23 - Panama - opnieuw bezetting
1954 - Guatemala - VS zet president Arbenz af
1961 - Dominicaanse Republiek - moord op president Trujillo
1965 - Dominicaanse Republiek - militaire bezetting van hoofdstad Santo Domingo
1981-1990 - Nicaragua - Contra-oorlog gevolgd door steun VS voor oppositie tijdens verkiezingen
1983 - Grenada - invasie en bezetting
1989 - Panama - invasie, bezetting en arrestatie president Noriega
1994 - Haïti - Amerikaanse troepen herstellen grondwettelijke regering van president Aristide