Over iets minder dan een week is het vijftig jaar geleden dat Suriname onafhankelijk werd van Nederland. Uit onderzoek van het CBS blijkt dat sindsdien ruim 250.000 Surinamers naar Nederland zijn gekomen. In Nederland wonen nu nog 181.000 mensen die in Suriname geboren zijn.
De eerste generatie die zich na de onafhankelijkheid in 1975 in Nederland vestigde, had het sociaal en economisch moeilijk, onder meer omdat mensen soms geen Nederlands spraken. De jongere generaties maken een inhaalslag en slagen er juist in zich goed te ontplooien, zo blijkt uit onderzoek.
Tot november 1975 was Suriname een Nederlandse kolonie. Aan het einde van de Tweede Wereldoorlog klonken zachtjes de eerste geluiden over onafhankelijkheid van het Zuid-Amerikaanse land. In 1954 tekende koningin Juliana een statuut dat bepaalde dat Suriname en de toenmalige Nederlandse Antillen bestuurlijk meer voor het zeggen kregen.
Vanaf de jaren 60 kwamen steeds meer Surinamers naar Nederland, met name om economische redenen. De economie in Suriname draaide slecht en de Nederlandse economie zat juist in de lift.
In 1973 kwam er schot in het onafhankelijkheidsproces. De Nationale Partij-kombinatie (NPK) vormde een nieuwe Surinaamse regering van voornamelijk creolen, nakomelingen van slaafgemaakten. Hun premier Henck Arron stelde dat Suriname uiterlijk in 1975 onafhankelijk moet zijn.
'Koloniën niet meer van de tijd'
De piek van Surinamers die naar Nederland kwamen ligt in het onafhankelijkheidsjaar 1975, toen Suriname een kleine 400.000 inwoners telde. De Nederlandse Tweede Kamer stemde in met volledige onafhankelijkheid nadat het kabinet-Den Uyl had vastgesteld dat koloniën niet meer van deze tijd waren. In dat jaar alleen al kwamen bijna 40.000 Surinamers naar Nederland, zoals te zien in onderstaande grafiek. Van hen leven hier nu nog ruim 17.000 mensen.
"De mensen die vlak voor de onafhankelijkheid emigreerden, waren vooral afkomstig uit de elite, economische migranten. Ze kwamen vooral uit Paramaribo, en kenden de Nederlandse taal", zegt hoogleraar economie Anne Gielen van de Erasmus Universiteit in Rotterdam.
"Maar vanaf 1975 veranderde de groep mensen die emigreerde sterk. Mensen uit alle lagen van de bevolking verhuisden. Ook lager opgeleide mensen van het Surinaamse platteland." Omdat daar het onderwijs niet in het Nederlands werd gegeven, waren die Surinamers niet goed voorbereid op het leven in Nederland, zegt Gielen.
In de grafiek is ook een tweede migratiepiek te zien, in 1979 en 1980. Surinamers konden tot vijf jaar na 1975 nog beslissen om de Nederlandse nationaliteit aan te nemen en te emigreren. Na die vijf jaar zou het moeilijker worden om zich in Nederland te vestigen.
De Surinamers die in 1980 nog weg wilden dachten volgens Gielen: het is nu of nooit.
Meer Surinaamse vrouwen dan mannen
Van de Surinamers in Nederland, zijn er meer vrouw dan man. Tegenover 100 mannen staan 128 vrouwen, zegt het CBS.
"In de jaren 60 en 70 zocht Nederland naar vrouwen voor verzorgende beroepen, zoals in de zorg of de huishouding", zegt onderzoeker Ruben van Gaalen van het CBS. "Maar wat in Suriname ook erg speelt - net als in Nederland - is dat vrouwen er in vergelijking met andere landen vaker werken en ook heel zelfstandig zijn. Ze namen vaker het heft in handen en vertrokken in hun eentje naar Nederland."
Uit onderzoek van econoom Gielen blijkt dat het in Nederland sociaaleconomisch gezien minder goed gaat met de eerste generatie Surinamers dan met autochtone Nederlanders. "Surinamers die vaak onvoorbereid naar Nederland kwamen, hebben niet de kans gehad om hun volledige potentieel te benutten, bijvoorbeeld doordat zij de taal niet spraken. Dat zien we nu nog steeds terug in de lonen die ze verdienen."
Sinds de Surinaamse onafhankelijkheid zijn in Nederland 189.000 kinderen geboren met één of twee in Suriname geboren ouders. Zij vormen de tweede generatie. Waar de eerste generatie relatief oud is, is de tweede generatie relatief jong.
'Jongere generaties maken inhaalslag'
Sociaaleconomisch gezien gaat het met de tweede en ook derde generatie Surinamers juist erg goed. "Het is veel vergelijkbaarder met autochtone Nederlanders. De jonge Surinamers maken een inhaalslag, zij hebben nu wel kansen om zichzelf te ontplooien", zegt Gielen.
Surinamers van de eerste of tweede generatie wonen nu vooral in grote steden. Almere heeft het grootste aandeel Surinaamse inwoners, namelijk 11,5 procent. Het aandeel Surinamers in heel Nederland is slechts 2 procent.
Dat in steden als Amsterdam of Almere zo veel Surinaamse mensen wonen, heeft volgens het CBS een duidelijke reden. "Mensen zoeken toch de mensen op die ze kennen, zoals in de Amsterdamse Bijlmer. Dat noem je clusteren", zegt Van Gaalen. Ook is de kans op werk in steden groter.
Na 1980, toen Surinamers minder gemakkelijk naar Nederland konden komen, daalde het aantal migranten. Begin jaren 90 kwamen er jaarlijks nog zo'n 8000 Surinamers naar Nederland, daarna zakte het verder tot onder de 5000 per jaar.
De afgelopen jaren nam de migratie van Surinamers naar Nederland weer iets toe, maar ook dat aandeel bleef onder de 5000 per jaar. De reden van de lichte stijging is niet duidelijk.