Aantal klanten voedselbank daalt met 20 procent, zorgen blijven
Het aantal mensen dat vorig jaar gebruikmaakte van de voedselbank is met 20 procent gedaald. In 2024 ontvingen 144.750 mensen hulp van een van de 180 lokale voedselbanken. Ruim 15 procent van hen was jonger dan 18 jaar.
Volgens Voedselbanken Nederland, de organisatie achter de voedselbanken, komt de daling waarschijnlijk door overheidsmaatregelen zoals de verhoging van het kindgebonden budget, het hogere minimumloon en de aanhoudend lage werkloosheid.
De voedselbank deelde vorig jaar wel ruim 2 miljoen meer producten uit dan in 2023, in totaal ruim 68 miljoen. Bij bijna tweederde van de uitgiftepunten mochten klanten deels zelf kiezen welke producten ze meenamen.
Voedselbanken Nederland maakt zich zorgen over de toekomst, omdat de aanvoer van voedsel waarschijnlijk zal afnemen. Dat komt doordat er in Nederland steeds minder voedsel wordt verspild. Hoewel dat een positieve ontwikkeling is, betekent het wel dat de voedselbanken andere manieren moeten vinden om aan voedsel te komen, bijvoorbeeld door meer donateurs te werven.
De organisatie benadrukt dat armoede nog steeds een groot probleem is in Nederland. Zo leven 540.000 mensen onder de armoedegrens, terwijl "ruim 70 procent ons nog niet weet te vinden". Ook blijkt uit verschillende onderzoeken dat meer dan 450.000 mensen in Nederland voedselnood ervaren.
Recentelijk kwamen het Rode Kruis, het Centraal Planbureau en het Centraal Bureau voor de Statistiek tot de conclusie dat de armoede in Nederland juist steeds ernstiger wordt. Het Rode Kruis geeft inmiddels 6,5 miljoen euro per jaar uit aan zogenoemde boodschappenkaarten, die worden verspreid via wijkcentra en diverse buurtinitiatieven voor mensen in acute voedselnood. Een eenpersoonshuishouden krijgt wekelijks €21,50 per om boodschappen te doen.
Het doel is dat gezinnen de boodschappenkaarten maximaal drie tot zes maanden gebruiken. In die periode moet structurele hulp worden geregeld, bijvoorbeeld via de voedselbank of de gemeente. In de praktijk blijkt dit vaak lastig, omdat mensen de taal niet spreken of wantrouwen hebben tegenover de overheid.